RE:NL leden Lorenzo Fränkel en Joris Tieleman werden geïnterviewed door Paola van de Velde in De Financiële Telegraaf.
'Weg met de tunnelvisie'

De samenleving heeft dringend behoefte aan breed opgeleide economen. Maar de universitaire studie economie is verworden tot een vakopleiding voor wetenschappelijke onderzoekers in de mainstream traditie, vinden de jonge economen Joris Tieleman en Lorenzo Fränkel.
Dat terwijl 98% van de economiestudenten niet verder gaat in de economische wetenschap, maar juist elders terechtkomt als managers, journalisten en beleidsmakers. Daarom pleiten zij voor een ander, multidisciplinair en toekomstbestendig onderwijsprogramma.
Dat terwijl 98% van de economiestudenten niet verder gaat in de economische wetenschap, maar juist elders terechtkomt als managers, journalisten en beleidsmakers. Daarom pleiten zij voor een ander, multidisciplinair en toekomstbestendig onderwijsprogramma.
„Een goede econoom is een generalist. Alle grondleggers van het economisch vakgebied, van Adam Smith tot Keynes, waren brede denkers. Alleen economen die op verschillende manieren naar de samenleving kijken, kunnen goed begrijpen hoe die in elkaar steekt. Vraagstukken als klimaatverandering, de groeiende kloof tussen arm en rijk of de vluchtelingencrisis zijn te complex om op te lossen met een one-size-fits-all benadering”, stellen zij.
De twee hebben een Nederlandse groep gestart die zich aansluit bij de wereldwijde beweging Rethinking Economics, die bijna vier jaar geleden in Groot-Brittannië ontstond. „Het probleem is niet typisch Nederlands. Vrijwel overal in de westerse wereld wordt er aan universiteiten vanuit de eenzijdige, neoklassieke synthesetheorie gedoceerd.”
Volgens Tieleman, promovendus aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam, voldoet de huidige studie economie totaal niet aan de verwachtingen die de studenten, werkgevers en de maatschappij hebben. „Ik had willen leren hoe de Nederlandse economie in de praktijk werkt. Hoe de internationale handel functioneert. Of hoe de overheid nationale topsectoren kan stimuleren en of dat verstandig is of niet. Maar de focus ligt vooral op het aanleren van kwantitatieve theorieën, niet op het begrijpen van de échte economie”, zegt hij teleurgesteld.
Fränkel, die recent zijn master economie behaalde aan de Vrije Universiteit Amsterdam, knikt. „Uitwisseling met andere sociale wetenschappen, zoals psychologie, sociologie of sociale geografie, is er niet of nauwelijks. Geschiedenis van het economisch denken – in onze ogen ook niet onbelangrijk - is juist bij veel opleidingen gemarginaliseerd. Ons wordt geleerd te denken vanuit één theoretische visie, met puur wiskundige modellen.” „Eén theorie is geen theorie, maar een dogma”, vult Tieleman aan. „We willen niet uitgerust worden met een tunnelvisie, maar leren om een probleem van meerdere kanten te bekijken. Maar daar is in het huidige onderwijsprogramma geen ruimte voor.”
„En dat is vreemd”, zegt Fränkel. „Want tijdens onze studie leren we dat concurrentie goed is. Dat heeft veel voordelen, zeker voor de consument. Maar tegelijkertijd is er in onze opleiding sprake van een monopolie. We zien hier ook graag gezonde concurrentie verschijnen tussen de verschillende economische benaderingen.”
Fränkel is inmiddels druk bezig met het organiseren van het eerste Rethinking Economics Nederland Festival, dat in april 2016 in Amsterdam zal plaatsvinden.
De jonge economen verwachten niet dat morgen de hele opleiding anders zal zijn. „Maar het zou al een stap vooruit zijn als er ruimte komt om kritische vragen te stellen.”
De twee hebben een Nederlandse groep gestart die zich aansluit bij de wereldwijde beweging Rethinking Economics, die bijna vier jaar geleden in Groot-Brittannië ontstond. „Het probleem is niet typisch Nederlands. Vrijwel overal in de westerse wereld wordt er aan universiteiten vanuit de eenzijdige, neoklassieke synthesetheorie gedoceerd.”
Volgens Tieleman, promovendus aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam, voldoet de huidige studie economie totaal niet aan de verwachtingen die de studenten, werkgevers en de maatschappij hebben. „Ik had willen leren hoe de Nederlandse economie in de praktijk werkt. Hoe de internationale handel functioneert. Of hoe de overheid nationale topsectoren kan stimuleren en of dat verstandig is of niet. Maar de focus ligt vooral op het aanleren van kwantitatieve theorieën, niet op het begrijpen van de échte economie”, zegt hij teleurgesteld.
Fränkel, die recent zijn master economie behaalde aan de Vrije Universiteit Amsterdam, knikt. „Uitwisseling met andere sociale wetenschappen, zoals psychologie, sociologie of sociale geografie, is er niet of nauwelijks. Geschiedenis van het economisch denken – in onze ogen ook niet onbelangrijk - is juist bij veel opleidingen gemarginaliseerd. Ons wordt geleerd te denken vanuit één theoretische visie, met puur wiskundige modellen.” „Eén theorie is geen theorie, maar een dogma”, vult Tieleman aan. „We willen niet uitgerust worden met een tunnelvisie, maar leren om een probleem van meerdere kanten te bekijken. Maar daar is in het huidige onderwijsprogramma geen ruimte voor.”
„En dat is vreemd”, zegt Fränkel. „Want tijdens onze studie leren we dat concurrentie goed is. Dat heeft veel voordelen, zeker voor de consument. Maar tegelijkertijd is er in onze opleiding sprake van een monopolie. We zien hier ook graag gezonde concurrentie verschijnen tussen de verschillende economische benaderingen.”
Fränkel is inmiddels druk bezig met het organiseren van het eerste Rethinking Economics Nederland Festival, dat in april 2016 in Amsterdam zal plaatsvinden.
De jonge economen verwachten niet dat morgen de hele opleiding anders zal zijn. „Maar het zou al een stap vooruit zijn als er ruimte komt om kritische vragen te stellen.”