RE:NL
  • Home
  • PROJECTEN
    • Actuele Projecten
    • Publicaties
    • Onderzoek
    • Evenementen
    • RE:NL in de Media
    • Video's
    • ESB Interview Series
  • Blog
  • Word actief!
  • Over RE:NL
    • Missie
    • Rethinkers
  • English
  • Home
  • PROJECTEN
    • Actuele Projecten
    • Publicaties
    • Onderzoek
    • Evenementen
    • RE:NL in de Media
    • Video's
    • ESB Interview Series
  • Blog
  • Word actief!
  • Over RE:NL
    • Missie
    • Rethinkers
  • English

BLOG

Heer Tinbergen, wij nemen graag het stokje van u over 

1/4/2016

0 Comments

 
Picture
Picture
Het is inmiddels al zo’n 46 jaar geleden dat Nederlands meest vermaarde econoom, Jan Tinbergen, als eerste econoom en enige Nederlander de Nobelprijs voor de Economie kreeg uitgereikt. Wie was de grootste econoom uit de Nederlandse geschiedenis? En wat vertelt hij ons over de Nederlandse economische wetenschap van tegenwoordig, nu economiestudenten van nu nauwelijks meer weten wie hij is? Is hij een held uit vervlogen tijden, of kunnen we juist van hem leren?

Jan Tinbergen (Den Haag, 1903 – aldaar, 1994) groeide op in een intellectueel stimulerend en maatschappelijk betrokken gezin. Toen hij tijdens zijn studie natuurkunde in Leiden (jaren ’20) de postbode mee post hielp bezorgen, schrok hij van de armoede die hij om zich heen zag. Hij besloot zijn studie natuurkunde af te maken, maar zich daarna om te scholen tot econoom. Hij wilde bijdragen aan de strijd tegen het sociale kwaad.
Het is de bèta-achtergrond van Tinbergen die verklaart waarom hij een van ’s werelds eerste econometristen (subdiscipline met veel wiskunde en statistiek) was. Hij wordt internationaal dan ook nog steeds gezien als een van de grondleggers van deze tak van sport. Toentertijd vonden economen (zoals de voor jullie wellicht bekende Keynes) dat de economische wetenschap vooral moest bestaan uit theorieën met woorden. Het was echter Tinbergens overtuiging dat een wetenschap met cijfers veel preciezer kon meten hoe een economie functioneert en waar er zaken bijgeschaafd kunnen worden. Als werknemer van het CBS kreeg hij in de jaren ’30 veel vrijheid deze ideeën verder te ontwikkelen. Terugkijkend op deze tijd kan met recht gesteld worden dat Tinbergen een van de grondleggers is van de manier waarop moderne economen te werk gaan, omdat wiskunde hierin een steeds prominentere rol heeft gekregen.
Toen de Nederlandse economie na de Tweede Wereldoorlog letterlijk en figuurlijk in puin lag, was het dan ook niet opzienbarend dat Tinbergen de eerste directeur moest gaan worden van het op dat moment in het leven geroepen Centraal Planbureau. De Nederlandse economie moest heropgebouwd worden en een gedegen onderbouwde en strakke economische planning was hiervoor vereist. De taak van het Planbureau was dan ook een uitstippeling te maken van de route die de Nederlandse economie weer terug kon brengen naar een goed niveau. Een perfecte taak voor Tinbergen; hij zag de noodzaak van systematische discussie over de logica achter het te voeren beleid, een systematiek die hij zocht in de door hem ontwikkelde analyses en modellen. Hij kreeg de machtspositie om het schamele lot van veel Nederlanders (hoge inflatie, hoge werkloosheid, opgedroogde wereldhandel) te verbeteren. Hij deed het met verve.

Ook nadat hij in 1955 bij het Centraal Planbureau vertrok, bleef hij zich inzetten voor de positie van de minder bedeelden in de samenleving; hij ontwikkelde economische planningen voor lage-inkomenslanden. Hiervoor gebruikte hij dezelfde wiskundige methoden als hij eerder deed bij het CPB. Hij werd ontwikkelingsadviseur van landen als Egypte, Venezuela, Suriname en Pakistan en analyseerde in dienst van organisaties als de UNESCO en de VN, waar hij op hoog niveau werkzaam was. In 1969 beleefde hij daarom zijn hoogtepunt, toen hij samen met de Noorse econoom Ragnar Frisch de allereerste Nobelprijs voor de Economie kreeg, ‘omdat hij dynamische modellen voor de analyse van economische processen heeft ontwikkeld en toegepast’. Na hem volgden internationale grootheden zoals Paul Samuelson en Friedrich Hayek.
Op deze manier is Tinbergen het symbool geweest voor succesvolle economen uit zijn generatie en heeft hij als voorbeeld gefungeerd voor vele Nederlandse economen in de decennia na zijn werkzame leven. Het was een tijd waarin economen de wereld wilden verbeteren. Met die reden stonden ‘de wetenschap’ en ‘Den Haag’ sterk met elkaar in verbinding. Neerlands beste economen hadden een centrale maatschappelijke functie.
Sinds de tijd van Tinbergen is echter veel veranderd. De economische wetenschap heeft de laatste decennia van de vorige eeuw een grote professionaliseringsslag doorgemaakt. Waar wetenschappelijke economen eerst vaak nog gezien werden als luxe ambtenaren met een kantoor van 9 tot 5, zijn zij nu afhankelijk van de kwaliteit en kwantiteit van publicaties voor het behoud van hun positie. Gevolg is een exorbitant groeiende schrijfdrift. Waar Nederlandse economen op jaarbasis in de jaren ’70 tussen de 40 en 50 artikelen publiceerden in erkende internationale vaktijdschriften, was dit aantal in 2008 550. Deze professionalisering van de professie is samengegaan met een zogenaamde globalisering van de wetenschap. Waar de topeconomen in de tijd van Tinbergen veelal in eigen land werkten en schreven over het eigen land, werkt een toenemend aantal Nederlandse topeconomen nu in het buitenland, voornamelijk de VS. Ook zijn steeds meer Nederlandse economen in de VS geschoold, waarna zij Angelsaksische invloeden meenemen als zij terugkomen naar Nederland.

De globalisering van de wetenschap heeft daarom ook sterk geresulteerd in een veramerikanisering van de Nederlandse economisch-wetenschappelijke cultuur. Het summum van de economische wetenschap ligt absoluut in de VS, waar de allerbesten strijden om de weinige plekjes op instituten als Harvard en MIT en veel Nederlandse economen zich in het zweet werken om in Amerikaanse topjournals te publiceren of aan de bak te komen. Gevolg hiervan is dat het werk van vooraanstaande Nederlandse economen een ander doel is gaan dienen. Uiteraard zijn er nog steeds universiteitseconomen met een dubbelfunctie in een beleidsorgaan, steeds meer is echter het grote doel naam te maken in Angelsaksisch-wetenschappelijke kringen.
Puur nadelig is deze ontwikkeling zeker niet. Vaak hadden slimme koppen als Tinbergen last van een gebrekkige wetenschappelijke infrastructuur, waardoor ze veelal op hun eigen kwaliteiten waren aangewezen. Door de hedendaagse internationalisering en professionalisering is een veel betere kennisuitwisseling tussen verschillende instituten en economen mogelijk. Omdat dit samengaat met een cultuuromslag (voorbij het 9-5 paradigma en knokken voor de publicaties) is de professionaliteit en productiviteit van de Nederlandse economische wetenschap sterk toegenomen. Dit is terug te zien in de internationale ranglijstjes, waar Nederlandse economen na de Amerikanen, Britten en Canadezen het meest geciteerd worden – in de Angelsaksische wereld zijn we dus koploper van het vaste continent.
Toch zitten er ook wel degelijk negatieve kanten aan deze ontwikkelingen. Door de veramerikanisering en de dominantie van de wiskunde is de afstand tussen veel goede Nederlandse economen en de Nederlandse samenleving sterk vergroot. Economen zijn minder generalistisch en meer specialistisch geworden, hun keuze voor onderzoeksonderwerp heeft steeds meer met deze, voor burgers vaak ongrijpbare, specialisatie te maken en het functioneren van de Nederlandse economie zelf raakt zo geleidelijk steeds verder uit beeld.
Tegelijkertijd laten economen als Thomas Piketty zien dat het ook mogelijk is de economie weer bij de mensen te brengen. Alleen op deze manier blijft kennis niet in elitaire bubbles hangen, maar kan zij met normale mensen gedeeld worden. Burgers hebben hier baat bij omdat ze inzicht kunnen krijgen in maatschappelijk relevante zaken, terwijl de wetenschap via deze weg haar maatschappelijke relevantie tegelijkertijd kan vergroten. Helaas wordt het feit dat Piketty in 2014 in een uitverkocht Paradiso over zijn boek sprak niet meegenomen in de publicatie- en citatieranglijsten, waardoor we een van Europa’s meest bekende en relevante economen terug moeten vinden op plaats 459 van de wereldwijde economenranglijst. Het is een symptoom van de hedendaagse discrepantie tussen samenleving en wetenschap.

Een tweede zorgelijke ontwikkeling is de groeiende kloof tussen het werkveld van vooraanstaande Nederlandse economen en het Nederlandse economische beleid. De blik van de Nederlandse econoom richt zich niet langer op Den Haag, maar op Chicago en Boston. En het CPB en CBS zelf? Dit soort instanties worden steeds meer door mensen uit ‘Den Haag’ zelf bevolkt. Waar Tinbergen zichzelf ten doel stelde de sociaaleconomische positie van mensen te verbeteren via een nationale beleidsagenda, pakken steeds minder economen tegenwoordig deze kans. Dit is jammer, omdat het mooie van de economische wetenschap juist is dat de maatschappelijke uitdagingen die voor ons liggen aangepakt kunnen worden door de economische kennis die we opdoen op de universiteit kunnen vertalen naar concrete beleidsinstrumenten die de wereld verbeteren.
In de huidige context kunnen we daarom twee belangrijke lessen leren van onze voorvader Jan Tinbergen. Ten eerste houdt hij onze generatie een spiegel voor als het gaat om de maatschappelijke relevantie van de economische wetenschap. Waar Tinbergen uitdagingen zag toen hij in Leiden om zich heen keek, zien wij de uitdagingen voor onze samenleving als we vooruitkijken; klimaatverandering, groeiende inkomens- en vermogensongelijkheid en grote migratiestromingen die de druk op onze verzorgingsstaat opvoeren. Het zijn maatschappelijke vraagstukken met een economische kern, en Tinbergen leert ons dat complexe wiskundige analyses alleen van waarde zijn als ze bijdragen aan de aanpak van de genoemde uitdagingen.
De tweede les van Tinbergen is dat het appèl voor maatschappelijke relevantie een houding van economen vergt, waarin niet topjournals en rankings, maar burgers, welzijn en de toekomst als het summum worden gezien. Dit vergt een reflectie op de doelen die wij onszelf in ons leven als econoom zouden moeten stellen, maar vergt net zo goed een wetenschappelijke structuur waarin economen door allerlei maatstaven niet alsnog structureel gedwongen te worden in de Angelsaksische bubbel mee te gaan. Niet meer publish or perish, maar involved and engaged.
Jan Tinbergen zou voor deze zaak op de barricade gaan; nu het woord in 2016 aan een nieuwe generatie is, nemen wij graag het stokje van hem over.

Dit artikel is geschreven door Rethinkers Maarten Kavelaars en Lorenzo Fränkel en is reeds verschenen in Young Critics.

0 Comments

Your comment will be posted after it is approved.


Leave a Reply.

    RE:NL Blog

    Dit is onze blog. Hier posten we onze eigen schrijfsels, nieuws, evenementen, en media aandacht. Graag comments achterlaten!

    Tweets by @REthinkNL

    Archives

    March 2019
    January 2019
    November 2018
    June 2018
    May 2018
    February 2018
    November 2017
    October 2017
    July 2017
    June 2017
    May 2017
    April 2017
    December 2016
    November 2016
    October 2016
    June 2016
    May 2016
    April 2016
    March 2016
    February 2016
    December 2015
    November 2015
    October 2015
    September 2015
    June 2015
    April 2015
    March 2015
    October 2014
    February 2014

    Categories

    All

    RSS Feed

Volg ons!

Deze website is (altijd) in ontwikkeling. Als je rare dingen tegenkomt, laat het ons weten via ​ info@rethinkingeconomics.nl
Proudly powered by Weebly